Wat is de ‘Creatieve Industrie’ ? (Bron: de Correspondent 4 okt. 2013).

Waar komt het begrip 'creatieve industrie' vandaan?

In essentie is 'de creatieve industrie' een beleidsterm die een bepaald deel van de economie beschrijft. De term werd bedacht in Australië in het begin van de jaren negentig. De bedrijfstak  werd toen gedefinieerd als 'die activiteiten die voortkomen uit individuele creativiteit, vaardigheid en talent, en die aan de creatie van vermogen en banen kunnen bijdragen door de generatie en exploitatie van intellectueel eigendom.'

In Nederland   had staatssecretaris Rick van der Ploeg in 2001 het in zijn cultuurnota over 'de snel groeiende bedrijfstak van de creatieve industrie' die in potentie een 'interessant aanknopingspunt voor cultuurbeleid' kon zijn. Een jaar later verscheen de bestseller The Rise of the Creative Class, waarin de econoom Richard Florida betoogde dat de 'creatieve klasse' – mensen met een creatief beroep, waar Florida ook advocaten en dokters toe rekende cruciaal was voor stedelijke ontwikkeling.

Daarna ging het rap. Drie jaar geleden riep de overheid de creatieve industrie uit tot één van de negen 'topsectoren.' Er is een Stimuleringsfonds creatieve industrie. Sinds vorig jaar heeft Nederland, in de persoon van Arjan van den Born van de Universiteit van Tilburg, haar eerste echte hoogleraar. Creatief ondernemerschap. TNO en NWO steken zoals gezegd 7,7 miljoen in onderzoek,  Overal waar een fabriekspand  kantoor of oude school leeg staat verschijnen creatieve broedplaatsen. Als het aan de Nederlandse overheid ligt, heeft Nederland in 2020 ‘de meest creatieve economie van Europa’

Wat we nu de creatieve industrie noemen werd vroeger ook wel de 'culturele industrie' genoemd, of 'kunst en cultuur.' Daarbij ging het vooral om cultuur met een grote C, denk aan het theater, het museum, en de beeldende kunsten. De creatieve industrie is groter dan dat. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat sinds een paar jaar onderzoek doet naar de omvang en productiviteit van de creatieve industrie, verdeelt deze in drie sectoren: Kunst en cultureel erfgoed (beeldende kunst, podia, musea, openbare bibliotheken, etc.); Media en entertainment (radio, tv, film, video, games, etc.); en Creatieve zakelijke dienstverlening (grafisch en industrieel ontwerp, architectuur, interaction design en reclame). 

Over deze definitie zijn lang niet alle onderzoekers het eens. Zo is het ontbreken van bijvoorbeeld de mode- en software-industrie volgens velen onterecht. Begin dit jaar was er bovendien onenigheid over de vraag of "kunst" wel of niet tot de creatieve industrie behoort. En weer anderen merken op dat zo'n indeling in sectoren betekent dat iemand die in de kantine van een ontwerpbureau werkt volgens de statistieken wel werkzaam is in de creatieve industrie, terwijl iemand die in dienst is bij H&M of ABN Amro en daar de marketingcampagnes bedenkt, dat niet is. 

De (meer)waarde van mensenwerk verplaatst naar dat wat een machine niet kan: creatief zijn, nieuwe dingen bedenken, 'innoveren.'

Hoe dan ook, de gemene deler van alle verschillende definities is 'creativiteit' – een vaag begrip dat in elk geval te maken heeft met de schepping van originele objecten en ideeën. De belangrijkste grondstof is vaak kennis, of informatie; ook 'innovatie' wordt vaak genoemd als kenmerk van de creatieve industrie. Bij dat laatste gaat het over innovatieve, of vernieuwende producten, maar ook over innovatieve productieprocessen en verdienmodellen. Belangrijk verschil met andere industrieën is bovendien dat wat in de creatieve industrie wordt geproduceerd, naast 'nut' ook een symbolische waarde heeft.

Het enthousiasme van beleidsmakers voor creativiteit en innovatie komt voort uit het feit dat  ‘maakindustrie’ steeds meer uitbesteed kan worden aan machines en/of arbeiders overzee. De (meer)waarde van mensenwerk verplaatst daardoor naar dat wat een machine niet kan: creatief zijn, nieuwe dingen bedenken, 'innoveren.'

* Waar is de creatieve industrie? 

Geografisch gezien bevindt deze industrie zich vooral in steden. In steden zitten bedrijven en mensen dichter bij elkaar, is er een beter ontwikkelde infrastructuur en zijn er meer culturele en sociale voorzieningen dan in landelijke gebieden. Amsterdam is wat creatieve bedrijvigheid betreft koploper. met ruim 50.000 banen, gevolgd door Utrecht en Den Haag, beide met ruim 11.000 banen in de creatieve industrie. 

Waar creatieve bedrijvigheid zich precies vestigt heeft vaak meer te maken met historische omstandigheden dan met actief 'broedplaatsenbeleid'. Oftewel: een stad zoals Amsterdam die van oudsher veel uitgevers heeft, zal eerder literair talent aantrekken dan een plek waar zo’n traditie ontbreekt. 

*De grote van  creatieve industrie

Volgens de meest recente onderzoeken uit 2012, telt de creatieve industrie ruim 280 duizend banen in nederland. Daarmee is zij goed voor 3,5 procent van de Nederlandse werkgelegenheid. Met een totale omzet van 32,8 miljard euro genereert ze 2,9 procent van het totale bruto nationaal product. Dit maakt de creatieve industrie een bescheiden speler, maar wel een die sneller groeit dan de rest van de economie: tussen 2000 en 2011 met gemiddeld 3,0% per jaar, tegenover 0,9% voor de economie als geheel.
Deze groei hangt volgens kenners nauw samen met technologische ontwikkelingen zoals de digitalisering. Veel van het werk dat in de creatieve industrie wordt verzet was twintig jaar geleden ondenkbaar geweest, zoals game-ontwikkeling, interaction design of online kranten.

* Kritiek op de creatieve industrie.

Niet iedereen is onverdeeld enthousiast over de beloftes van de creatieve industrie. Het idee van 'de creatieveling' impliceert iemand die flexibel en zelfstandig is, die steeds nieuwe samenwerkingen opzoekt, en voor wie de scheidslijn tussen 'werk' en 'leven' op zijn best poreus is. Zaken als baanzekerheid of een in een vakbond verankerde solidariteit en rechten zijn in zo'n situatie maar ouderwets en dat zal bezuinigende overheden en winstjagende bedrijven niet slecht uitkomen.

Ook Florida's theorie in The Rise of the Creative Class was van begin af aan omstreden. Om te beginnen ging zijn boek over de situatie in Amerika en is het maar de vraag of je zijn receptuur zomaar kan verplaatsen naar andere nationale contexten. Florida's 'creatieve steden' zijn niet per se ook de steden die economisch het best presteren.

Ander punt van kritiek was dat een beleid gericht op creatievelingen in steden de ongelijkheid tussen stedelijke en landelijke gebieden alleen maar zou vergroten. En ook ongelijkheid binnen steden: begin dit jaar nog gaf Florida zelf aan dat de vruchten van een groeiende en bloeiende creatieve klasse niet vanzelf hun weg vinden naar andere lagen van de bevolking – al was het maar omdat de stijgende huizenprijzen die de komst van de creatieve klasse veroorzaakt, elke toename in inkomen teniet doen. Een groeiende creatieve industrie is misschien goed voor wie erin werkt, is het argument, maar voor wie om wat voor reden dan ook niet tot die klasse behoort zijn de voordelen minimaal.

* Conclusie

De creatieve industrie is een verzamelnaam voor economische activiteiten waar kennis, informatie, innovatie en symbolische waarden centraal staan, die uiteenlopen van beeldende kunst en vormgeving tot gaming en entertainment. Voor veel beleidsmakers vormt de creatieve industrie het antwoord op de vraag hoe de Nederlandse economie zich in het post-industrialistische, globaliserende informatietijdperk staande moet houden. Daarom zetten zij hoog in op onderzoek naar en stimulering van deze industrie. Bewijzen dat de creatieve industrie inderdaad een belangrijke bijdrage levert aan de economie zijn vooralsnog schaars: de theorie lijkt voorlopig sterker dan het fenomeen dat zij omschrijft. Als het aan de Nederlandse overheid ligt, heeft Nederland in 2020 ‘de meest creatieve economie van Europa’
 Met dank aan Arjan van den Born, hoogleraar creatief ondernemerschap aan de Universiteit van Tilburg, voor informatie over de definitie van de creatieve industrie, en Patricia de Vries, projectcoördinator van het Institute of Network Cultures, voor hulp bij het literatuuronderzoek.